FRANK DE CRITS of het prozagedicht volgens Max Jacob
- door Alain Delmotte -
dichtertjes portret: robotfoto
het kale glanzende hoofd van max jacob
de alpinopet van jan van nijlen daarop
de zwarte wenkbrauwen van jan slauerhoff
de hoornen brilmontuur van jacques bloem
de gitzwarte ogen van boris pasternak
de verlichte blik vol waas van antonin artaud
de oren één met apparaat van gaston burssens
de zelfgetekende neus van tristan corbière
de volzwarte prachtige snor van alfred jarry
de gauloise in de mondhoek van jacques prévert
en die kin o die kin van achille chavée
zo ziet het dichtertje ongeveer zijn robotfoto
Is Frank De Crits (1942) een onderschat dichter? In de controversiële (en daarom niet te missen) bloemlezing Hotel New Flandres kreeg De Crits een opvallend plaatsje. Wat dergelijke etikettering ook waard moge zijn: hij werd er samen met nog een aantal ‘einzelgängers’ gerekend bij de tweesterrencategorie. Die categorie van dichters werd door de samenstellers erg fraai als volgt omschreven: ‘ze duiken, als vreemde hemellichamen die ze zijn, af en toe op aan de hemel en dan staan we erbij en kijken ernaar’.
Na zo’n uitspraak verwacht je toch wel dat de interesse voor dit soort dichters (en dus voor het werk van De Crits) zou aangroeien. Toen eind 2010 De Crits’ bundel Dichterbij Brussel verscheen, kwam het me voor dat deze bloemlezing wel eens een aandachtsmoment voor het werk van De Crits had kunnen betekenen. Aandacht die ik hem, als poëzieminnaar en als persoonlijke vriend, heel graag had gegund. Weliswaar kwam hij met deze publicatie op de voorflap van Poëziekrant terecht en lazen we in hetzelfde nummer een interview met hem dat, naar mijn mening, een beetje oppervlakkig uitviel.
Laatste reacties