Ik hield van het moment waarop ik bijna ging schrijven; als het stuk dat ik had bedacht nog niet bestond, maar wel al in de lucht hing.
Ik hield ervan om mijn eigen zinnen opnieuw te lezen. Om ze te bewerken, tot ze liepen als een trein.
Ik hield ervan om een belediging op te poetsen, tot die blonk als het ego van een redacteur van willekeurig welk papieren tijdschrift.
Ik hield van schrijven. Ik hou van schrijven. Ik hou ervan als je de toetsen moeiteloos vindt, en de gedachten achter je tikkende vingers aan hollen.
Ik hield van aanbiedingsfolders vol boeken die nog zouden moeten verschijnen, ooit.
Ik hield van een nieuw boek, dat me werd opgestuurd en waar ik snel een paar bladzijden uit las, voor ik iets anders ging doen.
Ik hield van gedichten die ik nog nooit had gelezen en die ik meteen van buiten wilde leren.
Ik hield van de tekst die nog niet af was, die langzaam werd geslepen en verfijnd, die al werkend een definitief aanzien kreeg en ineens begon te leven.
Ik hield van het moment waarop een bericht ‘nu publiceren’ waard was en werd gepubliceerd.
Ik hield ervan dat een bericht onmiddellijk gelezen werd. (Jarenlang had ik niet door dat De Contrabas zo veel gelezen werd, want internet is een afstandelijk medium, zonder abonneebestand of direct contact met de lezer.)
Ik hield ervan om kritiek te krijgen op een bericht, kritiek waar ik vervolgens niks mee deed, tot ik aan een volgend bericht begon.
Ik hield van de persoon die de naam De Contrabas bedacht en me daarmee optilde.
Waren er ook dingen waar ik niet van hield? ja. Ik hield niet van de eindeloze discussies op De Contrabas, die eerste jaren. Ik wilde vooruit, een nieuw bericht in, niet eindeloos door-emmeren over detail zus, of kleinigheid zo. Ik zag die discussies niet en kon ze slecht verdragen. Gepiel om niks. Toch zijn die discussies jarenlang (een deel van) het bestaansrecht van De Contrabas geweest en deze alinea is mijn manier om Rutger H. Cornets de Groot en Samuel Vriezen, achteraf, en te laat, te bedanken. (Ik hield, besef ik, ook van Rutger H. Cornets de Groot en Samuel Vriezen.)
Ik hield niet van poëzie-promotie. Niet van gedichtendag en nog minder van gedichtenweek, een woord zo slap als een witte boterham die een minuut of drie in de melk heeft gelegen. Poëzie-promotie is meestal alleen goed voor poëzie die al gepromoot is. Poëzie mag niet worden opgesloten in één dag of één week.
Webloggen was de koevoet die mijn schrijverschap openbrak, maar ik was en ben geen weblogger die zich overdreven veel aantrok of aantrekt van zijn publiek, dat ik, net als Multatuli, ‘met groote innigheid’ veracht. Al was de innigheid meestal groter dan de verachting.
Maar hela, dit was een liefdesverklaring, en zo moet het ook eindigen.
Oh ja. Ik hield van De Contrabas, al was die een wurgslang en een loden bal tegelijk, maar ik hield ervan omdat zij me de vrijheid gaf om een eigen vorm te vinden, een oneindige tien jaar lang.
Laatste reacties