Het plein van Jan-Willem Anker is een interessant boek. Is het ook een goed boek? Ik twijfel. Toch heb ik het met veel plezier gelezen, en ik denk dat Ankers boek iets zegt over deze tijd, misschien wel zonder dat Anker het zelf in de gaten heeft.
Het plein is het tweede dagboek dat ik het afgelopen jaar lees waarin een ‘maatschappelijk’ onderwerp aan de orde komt. Het eerste was En weer zat er een Paul Newman in de keuken, van Rijk de Jong / Aristide von Bienefeldt. Daarin doet de auteur verslag van de strubbelingen rond de dreigende (en bijna onafwendbare) onteigening van de familieboerderij ergens in het gebied waar vroeger water was.
Waar De Jong in zijn dagboek de ‘maatschappelijke’ gebeurtenissen lardeert met flamboyante uiteenzettingen over het leven op Marktplaats en aan de frontlinie van de homoseks, blijft het bij Anker (wiens boek zich in Amsterdam-Noord afspeelt) allemaal een beetje... ja, tuttig. Het gezin, het kind, de buren, de overlast... kalm noterend gáát het maar door. Nergens krijg je het idee dat Anker zich boven de middelmatigheid en ellende weet te verheffen.
Dat is jammer. En dat is het bewijs dat niet alles wat zich in Amsterdam afspeelt, ook interessant is. De kosmopoliet De Jong weet overal vonken uit zijn stijl (en leven) te slaan, Anker is overal een beetje flets.
Een ander verschil tussen de twee schrijvers: De Jong ergert zich onbekommerd aan politici, familieleden, buurtbewoners, kortom: op iedereen die de goede zaak waarvoor hij strijdt dreigt te blokkeren. Ankers ergernis richt zich, soms, op een enkele ambtenaar, die nu eenmaal ambtenarentaal uitslaat, maar als het gaat om de buurtbewoners die zijn leven tot een hel maken is hij zeer, zeer voorzichtig, je zou bijna kunnen zeggen: politiek-correct.
Deze correctheid, gecombineerd met het almaar volgehouden noterende schrijven, geeft Het Plein helaas niet de sjeu die het boek had kunnen hebben. Dat is jammer, want Anker kan wel erg goed schrijven.
Pas tegen het eind, als hij zijn dagboek afsluit, ontbindt hij zijn duivels. In de notities gedateerd ‘vrijdag 2 januari 2015’ komt hij plotseling los en schrijft hij. Hoewel, zelfs dan is de relativering niet ver weg, bijvoorbeeld in deze passage, opgetekend toen hij ontdekte dat de brievenbus van huize Anker was opgeblazen met nieuwjaarsvuurwerk:
Het gaat om een ‘aanval’. Ik huiver trouwens van een dergelijke militaire beeldspraak, omdat je daarmee algauw in het discours van populistisch rechts terechtkomt, en dat is een discours waar ik me graag verre van houd. Maar aangezien er gebruik is gemaakt van een explosief(je), vind ik ‘aanval’ wel gerechtvaardigd. De vernieling van de deur, of beter, van het gat in de deur waardoor wij de wereld toegang verlenen tot onze woning, maakt duidelijk dat deze wereld ons slechtgezind is. Wij mogen haar niet vertrouwen – dat deed ik al niet, want anders had ik de gleuf van binnen niet afgeplakt. Maar ondanks de voorzorgsmaatregelen zijn we in feite onbeschut. De knalfallus bewijst dat wij open staan, elk moment het risico lopen door wildvreemden gepenetreerd, ‘verneukt’ te worden.
Ja, nou ja, denk ik dan: verzin een discours (een woord dat richting de pijngrens gaat) waar populistisch rechts niks mee kan. Verzin je eigen discours. Als er iemand het kan, ben jij het. Benoem niet, maar noem. En ja, een aanval is een aanval, ook als die door jongeren wordt gepleegd die je eigenlijk, van je geweten, in bescherming moet nemen. Wees vrij, als je schrijft, en trek je van wat je moet vinden niks aan.
Laatste reacties