Een meisje met een dwingende moeder die correspondeert met ter dood veroordeelde misdadigers in de V.S. en een vreselijke vader. Een meisje met een broertje waar ze niet meteen veel aan heeft. Een opa die sterft. Een oma die dementeert en sterft. Een meisje dat consequent over het hoofd wordt gezien en zichzelf moet zien te redden. Een vriendje dat Jong heet en waar je soms niet goed van wordt. Dat zijn de personages in Marieke Groens nieuwe roman De andere familie Klein.
Op zich geen spectaculaire personages. Maar toch: Все счастливые семьи похожи друг на друга, каждая несчастливая семья несчастлива по-своему (Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze). En dat is in dit boek ook het geval. De familie Klein wéét weliswaar niet dat zij ongelukkig is (want men vindt zichzelf volledig normaal, wat in zekere zin nog waar is ook), maar is het wel.
De moeder bijt zich vast in haar correspondentie en in haar geremdheid. De vader gaat zijn eigen (soms sadistische) gang. De broer is neurotisch maar doet er nog niet idioot veel mee. En Amber Klein? Amber Klein zit er tussen en kan er voorlopig niet uit. Ze is, zoals dat nu eenmaal gaat, volledig onderhorig aan de luimen van het gezin. (De andere familie Klein zou voor medewerkers van het Bureau Jeugdzorg verplichte literatuur moeten zijn.)
Maar goed, Groens roman is literatuur en geen pamflettisme. En als roman vind ik De andere familie Klein zeer geslaagd. Dat zit in twee dingen: Marieke Groen snijdt het verhaal een beetje scheef uit. Daarmee bedoel ik: waar de ene schrijver genoeg zou hebben aan de dood van een opa, ‘behandelt’ ze zowel de dood van de opa als de dementie en het sterfbed van de oma. Daardoor lijkt het verhaal even scheef te gaan staan, maar dat is zeker niet het geval. Juist dit doorbreken van de verwachting werkt wonderwel.
Amber Klein, het hoofdpersonage, wordt binnen dit verhaal voortdurend ‘bekeken’ door de schrijver Marieke Groen; we zien haar reageren op verschillende situaties (binnen het gezin, in de relatie met de broer, als de veilige haven van het grootouderlijk huis wordt vernietigd, en zo voort) en we zien ook hoe ze, ondanks alles, zichzelf blijft - al kost dat soms flink veel inspanning.
Het tweede wat de roman bijzonder maakt, is de stijl. Normaal gesproken houd ik ervan als iemand het gaspedaal flink intrapt, maar Groen bewijst dat een ingehouden schrijfstijl soms net zo effectief kan zijn. Amber Klein heeft het, letterlijk, niet gemakkelijk. Ze moet zien te overleven binnen de hel van het gezin (en de omgeving). Daar is voor Groen maar een methode voor: ingehouden schrijven.
‘Natuurlijk’ is dit allemaal autobiografisch, wat niet wil zeggen dat alles echt is gebeurd. Maar de kans dat dit boek net zo gemakkelijk De andere familie Groen had kunnen heten, lijkt me niet klein. En tóch gaat de roman ergens anders over, namelijk over de manier waarop een gevoelige eenling de vijandige buitenwereld moet zien te doorstaan én over de manier waarop zij een plek in de wereld verovert.
Lezen, dat boek.
(De andere familie Klein zou voor medewerkers van het Bureau Jeugdzorg verplichte literatuur moeten zijn.)
Veel mensen die bij Bureau Jeugdzorg werken komen regelmatig in aanraking met dit soort situaties en worden hiervoor opgeleid en bijgeschoold met dit soort voorbeelden.
Ik denk dat deze mensen meer professionaliteit in huis hebben dan, over het algemeen, aangenomen wordt.
Geplaatst door: Bert | 27 mei 2015 om 19:14