‘En God zag hun werken, dat zij zich bekeerden van hun bozen weg; en het berouwde God over het kwaad, dat Hij gesproken had hun te zullen doen, en Hij deed het niet.’ Dat is Jona 3:10, in de Statenvertaling. God wel, de voorhoede van het Kalifaat dacht daar onlangs net een beetje anders over.
De gebeurtenissen deden me denken aan een gedicht van René van Loenen, uit zijn eind vorig jaar verschenen bundel Pleisterplaats. In 12 regels krijgen we het verhaal van Jona opgedist, in en uit de walvis en op weg naar Ninevé, met een é, blijkbaar. Twaalf regels die je niet kunt kapotslaan met een hamer.
Jona
Geen ontkomen aan: ga je westwaarts
om als de zon stil onder te gaan
onder te duiken in jezelf, slaat hij je
als een golf in je gezicht.
Zit je achter graten te mokken,
opgesloten in de onderwereld
van je geest, je blijft in zijn gehoor,
in zijn gehoorgang, zijn heilig labyrint.
Hij zet je op je plaats - in Ninevé
waar wolf en graaier onheil zaaien
en jij wolken van wraak verdrijven moet
Een walvis is een zoogdier, en heeft bijgevolg geen graten....
Geplaatst door: Bert Bevers | 27 februari 2015 om 09:27
In de Statenvertaling lees ik: ‘De Heere nu beschikte een groten vis, om Jona in te slokken; en Jona was in het ingewand van den vis, drie dagen en drie nachten.’ Het was dus een vis. En die heeft graten.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 27 februari 2015 om 13:38
Je hebt het in je stukje zélf over een walvis, Chrétien....
Geplaatst door: Bert Bevers | 27 februari 2015 om 16:11
Doorgestreept.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 27 februari 2015 om 21:03