Sander Bax schrijft alsof hij net is wakker geworden uit een diepe, door nachtmerries geteisterde slaap. Alles wat hij kan uitbrengen is gestamel, herhaling, ontzetting. Verbazing hoeft dat niet te wekken: hij leerde het vak bij De Reactor, de recensiewebsite waarop stijl pas na de boodschap komt. Dat is jammer en De Mulisch Mythe had een nog beter boek kunnen zijn als Bax meer grip had gehad op zijn schrijfstijl.
Toch is De Mulisch Mythe een interessant boek, en je leert meer over Harry Mulisch van Sander Bax dan over W.F. Hermans van Willem Otterspeer. Bax heeft een idee (Mulisch’ ontwikkeling als publieke figuur en mythische schrijver) en houdt daar aan vast, soms bijna tegen beter weten in. Jammer genoeg herhaalt hij alles wat hij zegt, parafraseert hij het, vat hij het nog eens samen en doet hij veel dingen minimaal één keer dunnetjes over. Dat zal de wetenschappelijke kant van het boek zijn, vrees ik.
De grote hoeveelheid citaten uit primair werk en interviews leert de lezer iets belangrijks: wat was Mulisch een geweldige stilist, en wat kon hij mooi spreken. In een interview met Humo bijvoorbeeld: ‘(...) Wat heeft Ronaldo aan het beeld van “de grootste voetballer van de wereld”, als hij op doel afstormt en drie man dribbelen moet? Ronaldo moet maar één ding doen: scoren. En Harry Mulisch moet die zin op papier krijgen. (...) Tussen mijn achttiende en nu is niets veranderd. Het probleem is hetzelfde gebleven: de volgende zin. (...)’ Zo subtiel worden ze niet vaak uitgesproken. Jezelf ondertussen even met Ronaldo vergelijkend bescheiden blijven, doen alsof je bescheiden bent.
Net als Otterspeer krijgt Bax geen vat op zijn onderwerp, maar het valt op dat Mulisch een wat leuker onderwerp is dan Hermans. Hermans was een groot schrijver, maar had als mens niet veel registers, Mulisch liet het allemaal wat breder hangen en zag van sommige dingen de zonzij. Hermans was een echte Hollander, Mulisch een Europese Lebemann. Allebei waren ze eenzaam, maar Mulisch liet zich daar niet door uit het veld slaan.
Vijftig jaar hield deze dekselse kwajongen de pers in een wurggreep, zelf voortdurend mooi uitgelicht door het beeld lopend, minzaam groetend, het eigen beeld zorgvuldig oppoetsend, de eeuwige Nobelprijswinnaar van de toekomst, mythe Mulisch. De bewondering voor persoon en werk worden groter, tijdens het lezen van Bax’ boek. Otterspeer probeert Hermans dood te minachten, Bax kan niet anders dan ademloos van bewondering doorschrijven tot het bittere einde (waarna hij verzuipt in veertig bladzijden voetnoot).
Wat Bax in zijn boek helaas niet doorziet is dat Mulisch niet in meerdere figuren uit elkaar valt, maar dat hij zijn hele schrijversleven door dezelfde is gebleven, nu eens meer van zichzelf aan de publiciteit prijsgevend, dan weer minder; nu eens de autonome schrijver, dan weer de actie voerende schrijver, tot slot de Wondergrijsaard. Niet Mulisch veranderde, de tijden veranderden waar Mulisch bij stond. En ondertussen dacht hij na over zijn obsessies, die hij in zijn oeuvre heeft vastgelegd, in verhalen, romans, toneelstukken, essays, toespraken en gedichten.
Bax laat zich, net als de journalisten dat tijdens Mulisch’ leven deden, in de luren leggen door de beeldvorming rond de aflijvige meester. In die zin is Mulisch, over zijn graf heen, de auteur van De Mulisch Mythe. Want de beeldvorming rond zijn persoon en werk, die laat hij door zoiets burgerlijks als de dood niet van zich afnemen.
***
In zijn bespreking reclametekst zegt Marc van Oostendorp op Nederl: ‘Ik doe de rijkdom van Bax' boek geen recht met deze korte samenvatting. Het gevaar voor ons, die zijn overgebleven sinds de Mythe vijf jaar geleden naar Zorgvlied werd gevaren (en er een zonnestraaltje verscheen als laatste saluut) is om ervoor te zorgen dat het werk geen steenklomp wordt, dat we er leven in blijven zitten.’
Een waar woord, van Van Oostendorp. Of dit boek de aanzet wordt tot hernieuwde lezing van de bijna eindeloze reeks meesterwerken die Mulisch schreef? We gaan het zien. Het boek is er alvast en dat is, bij alle droefenis die het leven biedt, toch een reden tot vreugde.
Laatste reacties