De eerste pakweg achttien jaar van ons leven brengen we door met het het oplopen van allerlei seksuele beschadigingen, kwetsuren en afwijkingen. De rest ervan zijn we, met wisselend succes, bezig aan dat slagveld een mouw te passen.
Dat gegeven is de ruggengraat van het lange gedicht Noord van Levity Peters, dat afgelopen herfst uitkwam bij uitgeverij De Manke God.
Het gedicht begint met een algemene bespiegeling op de man-vrouw relatie en gaat dan, via de ouderdom en de dood in het algemeen over op het eerste jeugdtrauma (ik geef de fragmenten hier, gezien de tekortkomingen van het internet, weer zonder of met slechts een suggestie van de grafische vormgeving):
Had als kind gezien
hoe van een joch
de hersenen
van de straat geschept, geschraapt,
zand over vocht en bloed gestrooid,
de volgende middag al
op die plek niets meer
aan zijn klasgenoot herinnerde
Dat zet zo’n beetje de toon. Hoewel het perspectief van het gedicht dat is van een man die terugkijkt op zijn verleden, is er nog niet veel mildheid of afstand ingetreden. Integendeel, de verteller lijkt nog boos om hoe alles gegaan is en hij lijkt er ook plezier in te hebben de ranzigheid van alles lekker dik in de verf te zetten.
Het gedicht gaat verder met een associërend verhaal over meisjes en (mogelijk ingebeelde) seksuele handelingen met hen. Die handelingen hebben vaak te maken met macht en grenzen af en toe aan misbruik, zoals wanneer de broer van een van de meisjes de gewoonte blijkt te hebben over haar heen te plassen. In Peters’ wereld is seks een wreed iets en ook liefde is, in het verlengde daarvan, een monster dat hard kan bijten. Het hoofdthema is (of lijkt in ieder geval te zijn) de relatie tussen de mannelijke hoofdpersoon en een vrouw die nooit helemaal de zijne wordt. De ‘brief’ op het eind is van haar afkomstig en is een soort resumé van alles wat er gebeurd is.
De bundel eindigt in ‘Epiloog’ met een wat kitscherig beeld van een te koop staand huis en een laatste mijmering over het ‘vagijntje’ van de beminde.
De vormgeving van Noord is bijzonder Peters is ook beeldend kunstenaar en hij heeft in de vormgeving van dit gedicht ook iets bijzonders willen doen. Veel van de tekst is opgemaakt in de verspringende vorm die je wel vaker ziet en waar ik me zelf ook vaak met plezier van bedien, met regels die naar links en rechts inspringen en zo twee (of meer) ‘parallelle’ gedichten gaan vormen. Leuk, maar het blijft natuurlijk een foefje. Mooier wordt het als Peters de inspringingen gaat variëren, zodat er gekromde vormen onstaan met af en toe uitschieters.
Die vormen geven een extra laag aan de poëzie, omdat ze goed zichtbaar worden als je de bundel wat verder van je vandaan houdt. De tekst wordt dan geen wazig ‘blok’ zoals andere teksten, maar laat vormen zien die soms grillig, soms harmonieus gekromd zijn.
Peters heeft veel van zichzelf in Noord gestopt. Hij heeft zijn naam willen verbinden aan iets groters dan een boekje met gedichtjes. Dat is ambitieus en dus, vind ik, lovenswaardig. Daarbij doet hij op vormgevingsgebied, zonder te vervallen in wat een collega (ik meen Jeroen Vullings) ooit ‘Melle Hammer-fratsen’ noemde, dingen die vaak interessant uitpakken.
Het is in het schrijven zelf, in de taalbeheersing, dat het vaak misgaat. Peters weet dan een beetje te goed wat hij wil vertellen (een voor de hand liggende valkuil bij een project als dit) en vergeet c.q. is niet in staat dichter te zijn:
Een half jaar geleden in
een boekhandel op de
kunstafdeling vond ik
een handgemaakt boek:
Het is het lijden
dat leven
tot liefde maakt.
Zijn prenten.
Zijn teksten.
Verbijsterd was ik.
Opgetogen.
Jaloers.
Niet te overtreffen!
Die titel had ik zelf willen
bedenken. Of het panorama
des levens zijn meestzijdige
betekenis gevonden had.
‘Het panorama des levens’? ‘Zijn meestzijdige betekenis’? Dat is me toch een beetje te gortig. Dit soort wat nietszeggende hoogdravendheid komt vaker langs in dit gedicht, waardoor het soms het uiterste van je vraagt om je hoofd erbij te houden.
Wat dus te vinden van Noord? Het is een ambitieus debuut, dat zei ik al. De vormgeving van de tekst is, in al zijn minimalisme, goed gevonden en geeft extra diepte aan het werk. Het lijkt er alleen op dat er te vaak woorden gevonden moesten worden om het tekstbeeld en het concept te vullen. En dat levert te vaak taal op waar helaas niet zo veel aan is.
Laatste reacties