Over (onder meer) Lekker dood in eigen land van Frank Koenegracht
Frank Koenegracht (1945) is dichter en psychiater. Het lijkt erop dat zijn poëzie niet onberoerd is gebleven door zijn vakgebied en professie, zelfs enigszins ‘besmet’ is geraakt door de omgang met zijn patiënten (of dient men tegenwoordig ‘cliënten’ te zeggen?) – al ligt die relatie natuurlijk niet zo eenduidig: eerder is er sprake van een preoccupatie en inclinatie van Koenegracht die aan beide (zowel zijn poëzie als zijn vakgebied) ten grondslag liggen: een hang naar en belangstelling voor het ‘gestoorde’, het abnormale, het zonderlinge, het buitenissige, het afwijkende. Ik vermoed dat Koenegracht bij zijn patiënten een werkelijkheidsbeleving (of: een verhouding tot de werkelijkheid) ontwaart die hij wezenlijker acht dan de ‘normale’, ‘gestructureerde’ werkelijkheidsbeleving.
Ik zie op verschillende niveaus verwantschap tussen Koenegrachts poëzie en een ‘gestoord bewustzijn’ – waarbij dient aangetekend dat een groot deel van de poëzie, überhaupt, zij het in mindere mate, deze verwantschap vertoont (en dat het een door Koenegracht gezochte ‘gestoordheid’ is; ‘geestesgestoorden’ hebben die keuze vanzelfsprekend níet).
Zo vormen schizofrenen en andere geestesgestoorden zinnen vaak door klankassociatie. Die zinnen zijn op het eerste gezicht ‘on-zinnig’ (een Unsinns-Formel). Neem de regel ‘In feuchter Bläue leuchtet das Lämpchen’ van de Oostenrijkse dichter Georg Trakl (1887-1914), die leed aan angstaanvallen en vlagen van paranoia. Na de gruwelijke slag bij Grodek (september 1914) stortte hij psychisch volledig in. Hij werd gedwongen opgenomen en geobserveerd in een militair hospitaal. De diagnose luidde: dementia praecox (schizofrenie), gepaard gaande met symptomen als paranoia (psychotische angst), grootheidswaan en gezichts- en gehoorhallucinaties.
De regel vertoont overeenkomsten met door schizofrenen geformuleerde zinnen, zoals: ‘Lila ist unsere Farbe der toten Fahnen’ en ‘Schwarz ist die Farbe helles Gold’. (Deze voorbeelden ontleen ik aan Georg Trakl. Gedichten. Keuze uit zijn poëzie met commentaren door Rob van Erkelens en vertalingen door Frans Roumen. Van Erkelens, op zijn beurt, verwijst naar de psychiater Kleefeld en Navratil.)
Ook in de poëzie van Koenegracht treffen we dergelijke, door klankassociatie tot stand gekomen regels aan, met name waar het kleurgebruik betreft:
De dood
is een wit onzinkbaar schip
dat luistert naar muziek.
(‘2 secties’, uit: Vroege sneeuw)
Een prachtig beeld, natuurlijk, maar ook een voorbeeld van regels waarbij klankassociatie – assonantie – de motor vormt, de stuwkracht.
Een ander voorbeeld:
Herfst, liefje van me
bruin van buitenste duisternissen
(‘De ballade van de idioten’, Vroege sneeuw)
De associaties kunnen ook van andere aard zijn:
Woon mij bij
als de dageraad als een rood rooster
valt over ’t hemels riool.
(‘Camping de vrijheid’, Vroege sneeuw)
Natuurlijk is ook in deze passage sprake van klankassociatie: (zeer nadrukkelijke) alliteratie (rood-rooster-riool), alsmede assonantie (Woon-rood-rooster-riool). Maar er is méér. Ik vermoed (want ik begeef me hier op het vlak van de speculatie) dat de keuze voor de vondst van ‘rood rooster’ mede is ingegeven door het Engelse ‘red rooster’, ‘rode haan’. De haan kondigt immers de dageraad aan – en zo is er, behalve een klankassociatie, ook een talige of linguïstische, en zelfs een semantische of betekenisvolle associatie. Alles in één gesmeed.
Als laatste voorbeeld kan dienen de slotregel van ‘Liedje dat rondgaat’ (al deze gedichten zijn te vinden in Vroege sneeuw. Gedichten 1971-2003, immers het ‘verzameld werk’ van Koenegracht tot en met 2003):
Onder de zuurstofdolkjes van het gras.
Een prachtige regel, met name vanwege de ‘vermenging’ van visuele associatie (de ‘bladen’ gras zijn dolken – en dat zíjn het natuurlijk ook; met in de grond gestoken heft, het symmetrische, in een punt toelopende lemmet, tweesnijdend, de helften gescheiden door een ‘sleuf’, een ‘bloedgleuf’) met ‘semantische’ associatie (gras produceert inderdaad, door middel van fotosynthese, zuurstof – deze associatie berust niet op een zuiver ‘intuïtieve’ verbinding van beeld of klank, ze veronderstelt enige wetenschappelijke kennis).
Dit is overigens een van de weinige regels die Koenegracht (letterlijk) heeft ontleend aan een van zijn patiënten. (Zo vertelde hij zelf ten tijde van het gastdocentschap van Rutger Kopland aan de Rijksuniversiteit Groningen, in het najaar van 1997. Bij een bijeenkomst nodigde Kopland vijf dichters uit: Esther Jansma, K. Michel, Tonnus Oosterhoff, Martin Reints en Frank Koenegracht, aan wie hij zijn eigen poëticale ideeën poogde te toetsen. Zie ook: Rutger Kopland, Mooi, maar dat is het woord niet. Geschreven gesprekken met Esther Jansma, Frank Koenegracht, K. Michel, Tonnus Oosterhoff, Martin Reints (1998), een werk dat ik zelf trouwens niet gelezen heb. Ik herinner het mij daar ik de regel zo mooi vond, al ‘is dat het woord niet’. In ‘Liedje dat rondgaat’ viel hij volmaakt op zijn plek.)
Niet alleen heeft Frank Koenegracht het patent op dit soort wonderlijke associaties, in zijn poëzie bestaat er een voortdurende spanning tussen plechtstatig, soms zelfs uitgesproken archaïsch taalgebruik en zinsconstructies, en platte en grove (of op zijn minst ‘ongepaste’) oprispingen. Meestal houdt Koenegracht de façade van beschaving keurig overeind, maar soms brokkelt zij af en dringen er banaliteiten door de scheuren.
Om het psychoanalytisch te formuleren: soms vlamt, kort maar hevig, een rebellie op van de meer ‘volkse elementen’ van het Id (of: Es) tegen de onderdrukking door het vreemde garnizoen in de bezette stad, dat het Super-ego (Űberich) is.
Zeker is, dat het een stralende dag was,
maar onder in de put
was het zo duister
als in de reet van een kerkvorst.
(...)
(‘Een gezonde Hollandse jongen’)
(Merk overigens op dat hier zelfs de plaatsing van de komma na ‘is’ archaïsch te noemen valt.)
Je kunt lang rukken onder een deken,
wachten onder water
of blijven wonen bij je moeder
(...)
(‘Boekhandel Kooyker’)
Wanneer je ’s avonds laat in bed,
boek in je rechterhand, lul
in je linker de dingen op een rijtje zet
(...)
(‘Gedicht dat goed afloopt’)
Beide kanten van Koenegracht (de associaties, de ‘verstoorde’ zinnen én het boertige, het de ‘bourgeoisie’ choquerende) grijpen in elkaar: in wezen is hij een subversieve dichter. Alle andere, op hem van toepassing zijnde kwalificaties hangen daarmee samen: hij is een satiricus, hij hekelt en spot; hij is maatschappijkritisch; narrig; hij schrijft ‘fantastische’, bijna surrealistisch te noemen, poëzie; hij blinkt uit in zwarte humor, humor die ‘niet om te lachen’ (‘In het ziekenhuis’) is, maar die ongemakkelijk en onbehaaglijk doet voelen. Vaak is er in zijn gedichten sprake van leedvermaak (of beter: het hekelen van leedvermaak), of een tragische ondertoon.
Natuurlijk, meermaals moet ik luidop lachen als ik Koenegrachts gedichten lees (neem ‘Gedicht dat goed afloopt’) maar die lach is zelden ongecompliceerd of vrij van spanning of dubbele bodems. Het is het wéglachen van een bittere waarheid. De humor dient niet eens tot het draaglijk maken van die waarheid, bij wijze van tegenwicht, nee, hij moet afleiden, overstemmen, het laatste woord hebben, de tragiek aan het oog onttrekken, ervoor schuiven.
Koenegracht is tegendraads. Hij verstoort de orde – zowel taalkundig als ethisch.
Nee, niet de ethiek, Koenegracht lapt de etiquette aan zijn laars, dat vernislaagje van civilisatie, hij weigert de pokerface van fatsoen keurig in de plooi te houden. In essentie is hij juist een diepbewogen en betrokken, uiterst sensitief dichter, vol mededogen voor de ‘marginale’, ‘onaangepaste’ mens.
Hier had mijn bespreking kunnen eindigen – mijn bespreking van Vroege sneeuw. Gedichten 1971-2003 van Frank Koenegracht, welteverstaan.
Maar onlangs verscheen Lekker dood in eigen land, de ‘langverwachte opvolger’, zoals het dan heet.
Lekker dood in eigen land viel mij, bij eerste lezing, nogal tegen. Bij nadere lezing viel de bundel nog steeds tegen, zij het enigszins. (Het is ongetwijfeld een ‘groeibundel’, en wellicht zal ik mijn oordeel later nog moeten bijstellen.)
Allereerst: de titel is briljant – satirisch ten top. Een staaltje zwarte humor, waarmee Koenegracht het radio-item Lekker weg in eigen land op de hak neemt. Dit item werd lange tijd gepresenteerd door Meta de Vries (1941), die via een advertentie ‘leuke stem gevraagd’ bij de radio (de AVRO) terechtkwam. In Lekker weg in eigen land deed Meta de Vries de luisteraar allerlei tips aan de hand op het gebied van toerisme en recreatie binnen Nederland, dagjes uit, stedentrips, dat werk. Meta de Vries (die naam!) won de Radiobitches Award 2009. Op 6 oktober 2011 overleed Meta de Vries, zodat Frank Koenegracht met recht visionair genoemd mag worden. Meta de Vries is nu lekker dood in eigen land. Dat klinkt wrang, maar het is vooral hartstikke waar.
Maar ondanks die titel en een handvol schitterende gedichten bespeur ik een zekere ‘verflauwing’ in de poëzie van Koenegracht. Waar de gedichten in Vroege sneeuw onder spanning leken te staan, ontbreekt deze in Lekker dood in eigen land regelmatig. Iets van de scherpte is eraf, het is allemaal nét iets... slapper.
Neem een gedicht als ‘Epigram’ (op p. 8; Koenegracht schrijft vele zgn. ‘epigrammen’, het is een waar koenegrachtiaans genre):
Aan de grenzen van de stad
waar het altijd waait
wonen de meisjes met de gezichtjes
en de ronde ogen, amandelvormige
en vooral de rustige ogen.
Tussen hen woont de heer Leeuwerik
van het ministerie
die ook niet weet waar dagen voor zijn.
Aardig, maar ook wat nietszeggend, met name die droge slotregel, de ‘clou’.
En wat te denken van het volgende (éénregelige) gedicht:
Uiterst kort gedicht met politieke strekking
De turkse tortels koerden.
Dit is ronduit flauw. Een grapje, een woordspeling, Jiskefet-waardig, maar geen gedicht. Opvulsel.
Daar staat gelukkig wel genoeg moois tegenover. Zoals het indrukwekkende ‘Brief aan mijn moeder’, misschien wel van de allure van ‘Ook de vissen’ van K. Michel – dat laatste gedicht noem ik niet zomaar: beide gedichten zijn ‘fantastisch’, ze bieden een fictieve werkelijkheid, of wellicht een hypothetische werkelijkheid.
Brief aan mijn moeder
Moet je horen, mamma, luister je?
Ik lees hier over een aanbod
waarbij zeer oude moeders met
meestal zeer oude zonen die
om niet tastbare redenen niet meer
bij ze willen slapen
een zwaan ter beschikking wordt gesteld
door de thuiszorg.
Het gaat om Hollandse zwanen.
Ze zwemmen overdag rond,
maar ’s avonds worden ze opgeborgen
in prachtige vitrines.
Ze worden thuisbezorgd en in je bed gelegd.
Ze slaan hun linker vleugel om je heen: dat
is tegen angst voor duizeligheid en ze leggen
hun snavel op het andere kussen:
dat is tegen eenzaamheid.
’s Ochtends worden ze weer opgehaald.
Nou, doe het maar, mamma.
Je bent er immers voor verzekerd.
Een intrigerend en (schijnbaar!) troostrijk gedicht. Het beweegt zich tussen twee polen, die het zijn spanning verlenen: enerzijds is er de wonderlijke en troostende gedachte van een zwaan als slaapgezel voor zeer oude moeders (eerste strofe); anderzijds is er de dubbele tragiek – van de kortstondigheid van de troost (‘’s Ochtends worden ze weer opgehaald’) en het feit dat uitgerekend de zoon haar deze aanbeveling doet, dat de zoon haar in plaats van zichzelf een zwaan aan de hand tracht te doen. De zwaan als substituut voor een zoon. En dit alles via de ‘onsympathieke’, afstandelijke, nogal formele weg van de brief, niet eens werkelijk besproken bij een bezoek, een (fysieke) ontmoeting, van gezicht tot gezicht.
Kortom: het gedicht is (aanvankelijk) troostrijk, maar in wezen diep tragisch. Koenegracht levert hiermee ongetwijfeld ook maatschappijkritiek – de ‘moderne mens’ laat zijn ouders op hoge leeftijd aan hun lot over, in de kou staan. Hij bezoekt ze zelden, er is geen werkelijk contact. Misschien koopt hij een geavanceerde tv (of regelt hij een zwaan) voor hen om ze gezelschap te houden, maar zélf laat hij het afweten.
En zo bevat Lekker dood in eigen land méér sterke gedichten, zoals ‘Sprookje’ en het gedicht op p. 46, dat eveneens de titel ‘Epigram’ draagt.
Anderzijds, zo bedenk ik nu, bevat Vroege sneeuw, naast fenomenale gedichten als ‘De ballade van de idioten’, ‘Vroege sneeuw’ en ‘Het vermoeden van Koenegracht’, ook nogal wat ‘opvulsel’: soms is Koenegracht flauw, of oubollig, of ‘te gemakkelijk’.
Uiteindelijk blijven echter de sterke gedichten (en regels!) overeind, en dát is wat telt. En, zoals Jaap Goedegebuure al in 1994 sprak: ‘Maar ook een minder geslaagde Koenegracht is altijd nog een Koenegracht, dat wil zeggen herkenbaar vanwege de authenticiteit, niet iets dat je van elke dichter kunt zeggen.’
Laat het nog vaak sneeuwen. En laat er nog vaak applaus opstijgen.
Recensent: Willem Thies
Vroege sneeuw – Frank Koenegracht
De Bezige Bij, Amsterdam, 2003
ISBN 90 234 1082 3
Lekker dood in eigen land – Frank Koenegracht
De Bezige Bij, Amsterdam, 2011
ISBN 978 90 234 6944 5
"dementia praexoc" (Trakl) ? De juiste term is: 'dementia praeCoX' (Kraepelin, Morel; eind 19e eeuw).
Misschien kiest Koenegracht met opzet een mix van sterk en minder sterk, juist om de echt sterke gedichten des te meer te doen schijnen.
Geplaatst door: Harry J.M. Kleinhoven | 17 november 2011 om 00:58
We hebben hier met een net iets andere verschrijving te maken, dan jij denkt Harry. Willem wil ons wijzen op "dementia prekos", een vorm van spreken waar sommige mensen aan lijden en die een ongebreideld preken in het aangezicht van interessante teksten tot gevolg heeft.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 17 november 2011 om 08:11
Verdraaid, je hebt helemaal gelijk, Harry, hartelijk dank voor deze correctie, ik had kennelijk een dysxelisch - dyslexisch moment.
Goed opgemerkt.
Zou iemand wellicht de term in kwestie willen verbeteren? Dank!
Geplaatst door: willem thies | 17 november 2011 om 10:38
...dyslectisch...
Geplaatst door: willem thies | 17 november 2011 om 10:47
Voor wie het interesseert: op YouTube plaatste ik een filmpje van Koenegracht die het gedicht 'Brief aan mijn moeder' leest. Indrukwekkend, dat vind ik ook. De link: http://youtu.be/z4x974z153k
Geplaatst door: Bram Oostveen | 02 december 2011 om 17:30
Dank, Bram. Mooi filmpje.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 02 december 2011 om 18:31