Koenraad Goudeseune, in een vervolg op dit bericht:
Onzin zult u misschien wel zeggen! Wat een onzinnige titel! En deze verzuchting daalt in uw weekdaagse hart: opnieuw een stukje van Koenraad Goudeseune? Dat overgefrustreerde taxichauffeurtje wiens verzen niet goed genoeg zijn om er in de Vlaamse kranten ooit gewag wordt van gemaakt? We zijn nog niet helemaal bekomen van zijn schandelijke lezing van een gedicht van Paul Demets en daar is hij alwéér? Nee toch! Dat kan toch niet! Sluit in zijn buurt alle nachtwinkels, de man, of liever het zeikschap, is aan de fles! Dit màg toch niet?
Vlaamse lente
Toch wel. We gevoelen dat de Vlaamse poëzie, nu het herfst wordt, aan een lente toe is en omdat geen enkele Vlaamse krant in onze mening geïnteresseerd is, moeten we, als na de val van Antwerpen, naar het Noorden uitwijken. Een Vlaamse lente? Jawel. En als het eventjes kan zonder bloedvergieten. Syrië, Egypte, Libië: dat zijn geen verhalen, dat zijn massacres waarvan het nog maar de vraag is of het daar ooit goed komt, en daar houden wij in het mistige en beschaafde Noorden niet van. Tunesië, waar eertijds Carthago lag, en waar het zo goed toeven is, dat kan nog net.
Zinnen beroeren
Onze lezing van een gedicht van Paul Demets beroerde vele zielen, allicht méér zielen dan het gedicht zonder die lezing zou vermogen hebben te doen, hoe mooi of gewoontjes dat gedicht ook moge zijn. We stelden in onze lezing voorop dat hij louter op eigen rekening werd geschreven en louter gestuurd door eigen smaak. Waarover dus niet zinvol te discussiëren valt. Over de methode echter, kan wel worden gebakkeleid. En daar vielen deze bezwaren aan te tekenen: een letterlijke lezing van een gedicht is onzinnig en luidt de dood van de poëziekritiek in omdat je met een dergelijke lezing de integrale wereldpoëzie stuk kunt lezen. Daar moesten we dus voor in conclaaf, want het was geenszins onze bedoeling poëzie, werelds of niet, stuk te lezen, integendeel. En we kwamen, na een uitputtende beraadslaging, tot de conclusie dat onze lezing van een gedicht van Paul Demets, helemaal niet zo letterlijk was als iedereen beweerde.
Stelden we zelf immers niet voorop: 'Ondanks het feit dat de lezer van poëzie immer op zoek is naar meerduidigheid, is het natuurlijk ook wel zo dat lezen wat er staat erg handig blijft en van gezond verstand getuigt, zolang het natuurlijk geen rabiate zucht naar letterlijkheid wordt, want daar bewijs je, ons inziens, de poëzie ook geen dienst mee.'
Het lezen van de titel van Paul Demets gedicht alleen al was geen letterlijke lezing, want die titel staat in scheve letters alleen maar dit te zeggen: Lavoir. Wasplaats. Wij echter lazen er ook het Franse werkwoord voor hebben in, l'avoir. En we konden redelijk overtuigend aantonen dat het niet helemààl onzinnig was te veronderstellen dat deze meerstemmigheid in des dichters bedoeling lag, want het vers zinspeelt inderdaad op het hebben van een dochter én op het plegen van een gekleurd wasje op dertig graden.
Ook in de halve regel, Ik moet de muren, lazen we niet alleen maar wat er letterlijk staat, maar ook meeklinkende woorden zoals uren en duren en we kwamen tot het inzicht dat het de dichter net daarom te doen was geweest en dat hij met deze eenvoudige mededeling ook traagte, dwang en weerstand had geëvoceerd. Allemaal prima dus, maar niet helemaal naar onze smaak, waarover dus niet zinnig te discussiëren valt.
Poortwachters
Waarmee we alleen maar willen aantonen dat we ons helemaal niet aan een letterlijke lezing hebben bezondigd en dat die aantijging louter op drijfzand rust. We hebben er ons vrolijk overgemaakt, dat is waar. Maar we hadden een nobele bedoeling. Er moest maar weer eens kunnen worden gelachen met poëziekritiek. Die is, althans in Vlaanderen, niet anders te noemen dan slaapverwekkend. Dat er in Vlaanderen überhaupt nog van een poëzielandschap sprake is, mag al een mirakel heten, want poortwachtertjes als Paul Demets en Luuk Gruwez doen er werkelijk àlles aan om u, geïnteresseerde lezer, in slaap te doen vallen bij het lezen van hun stukjes.
We dachten: er moet maar weer eens wat geestigheid in de Vlaamse poëziekritiek! Helemaal vergeten mogen we Herman de Coninck niet, wiens stukjes wij altijd lazen en lezen om de stukjes zelf, om de geestigheid waarmee die werden geschreven, ook al besprak hij werk van een dichter die ons verder gestolen kon worden.
Hotel New Flandres
Ook werd er aan onze integriteit getwijfeld. Nee, niet getwijfeld: het stond van meet af aan vast dat we ter kwade wil waren en dat ons gif een mengsel was van afgunst, ijdeltuiterij en gemik onder de gordel. Kortom, alsof we als de eerste de beste journalist de lepra van onze jaloezie in ons stukje niet konden verbergen. En die jaloersheid, zo werd algemeen aangenomen, vond zijn bron natuurlijk in de canon van de Vlaamse poëzie, zoals die door Dirk van Bastelaere en twee lakeien nog niet zo heel lang geleden was neergelegd in het boekwerk Hotel New Flandres, een mijlpaal waarin het vruchteloos zoeken is naar een vers, ééntje maar, van Koenraad Goudeseune.
De brand erin!
Herinnert u zich de onverkwikkelijke discussie daarrond? Het is geenszins onze bedoeling die discussie weer aan te wakkeren, over de smeulende sintels mag wat ons betreft een emmer water. Alleen stellen we vast dat de Vlaamse poëzie een wel erg brede basis heeft. Dichters die, ondanks een rijk oeuvre (rijk aan gedichten bedoelen we) slechts met één versje werden bedacht en waarvan wij ons afvroegen hoe het in godsnaam mogelijk is dat ze zich daarbij niet beledigd voelen en tot opname van dat éne gedichtje hebben toegestemd.
Lig je daar jaar in jaar uit, bundel in bundel uit, je ziel te spellen en plukt Dirk van Bastelaere samen met zijn twee lakeien er slechts één gedichtje, één miezerige bladzijde uit en geeft hij, in een uitgestrekt voorwoord, ook nog te kennen dat deze brede groep van 1-ster-poëten hem en zijn paradigma's alleen maar voor de voeten lopen. Je kunt het, wat ons betreft, niet gekker bedenken. Maar zo is het in de Vlaamse poëzie! En wij zeggen: de brand er in!
Want het ontstellende gegeven is nu dat die brede groep van Vlaamse dichters in een soort familieverband met elkaar leven, een clan, een groep vrienden, ons kent ons. Wil je tot die groep toetreden dan is het zaak eerst enkele jaren te slijmen. Poëziefestivalletjes en redactietjes af te schuimen en in het gevlei komen met de peetvaders, de poortwachtertjes en de hen omringende kring windbuilen die alleen maar mee wapperen met wat er aan de orde van de dag is in poëzieland. Wil men tot die groep toetreden dan is het zaak waakzaam te zijn. Niemand over het hoofd te zien en vooral niemand voor het hoofd te stoten. Doe je dat wel, dan krijg je geen snoepjes, dan spuwt het Vlaams Fonds voor de letteren in je uitgestoken hand en dan zijn jouw versjes abject.
Maar ziet! Vandaag in de Volkskrant dit: 'Het publiek is enthousiast, het raakte in vervoering door de Vlaamse Koenraad Goudeseune.' Nu nog de rest van de Vlaamse poëzie.
© Koenraad Goudeseune
Amusant stukje. Voor wie niet bij het Vlaams windbuilen-establishment hoort. Dus vanaf een veilige afstand zou ik zeggen, blaas de boel maar op. Zolang het stijlvol gebeurt, vind ik het best.
Geplaatst door: buigt | 20 september 2011 om 21:31