Dichters in de Prinsentuin is een jaarlijks terugkerend festival in Groningen, gehouden in de prachtige Prinsentuin, hartje Groningen-centrum. Op het Theeveld treden de vele dichters voor een groter publiek op, in de zogenaamde Loofgangen verzorgen de dichters intieme voordrachten. Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat dit niet meevalt. In het begin sta je schutterig in je stukje loofgang te lezen richting een of twee zeer aanwezige aanwezigen; na een paar voordrachten valt de schroom van je af en begint het te wennen. Sterker: wordt het fijn om te doen.
Dit jaar is het festival van 27 tot en met 29 juli. Het is gratis toegankelijk en als extra, of aanvulling, verschijnt de jaarlijkse festivalbloemlezing bij Uitgeverij kleine Uil (ook verkrijgbaar als e-book).
De brochure van de uitgeverij meldt: "Op het festival sta je met een dichter direct oog in oog, bij de voordracht op het grasveldje of nog intiemer in de loofgangen van de tuin. Dichters in de Prinsentuin zoekt daarnaast altijd verrassende locaties op. Zo konden vorig jaar bezoekers van de Ikea opeens een dichter tegenkomen bij de aanschaf van een Billy. Ook dit jaar is de directe ontmoeting tussen lezer en schrijver als uitgangspunt gekozen voor het festival. Maar de meest directe ontmoeting vindt natuurlijk plaats op papier: tussen dichter en lezer (of op je beeldscherm, tussen dichter en lezer, CB)."
Peter WJ Brouwer – Landdieren (Uitgeverij P, Leuven, 2011)
Het debuut van vertaler (Duits) en dichter Brouwer gaat over dwalen in de tijd. Dat wordt gedemonstreerd aan de hand van familierelaties en de herinneringen daaraan, en aan hoe mensen elkaar opvolgen. Bij wijze van programma opent de bundel met het gedicht:
Nauwelijks ontsnapt in
een vlucht nergens heen
mezelf verdwaald.
Geen vogel met jou te mogen zijn
maar zwaar, zo zwaar aan de grond
zullen we landdieren zijn gebleken,
stram en schuw in onze huizen
hunkerend naar een plek
waar bakens zonder licht zijn.
Hoor je de merels?
laten we ongedwongen zijn.
De dichter speelt hier een spel met verwachtingen. Allereerst wat betreft de taal: de eerste zin is een variant op een bestaande uitdrukking. Maar ook ‘aan de grond zijn’ en het begrip ‘landdieren’ krijgen andere betekenis (bij landdieren denk je aan de tegenstelling met vissen, niet aan vogels). Het gedicht laat al zien hoe de stijl van deze dichter in elkaar zit: in tweede instantie blijkt er net als anders te staan dan je dacht en verrast hij je met een andere nuance.
Als je het gedicht op metaniveau bekijkt, gaat het over het schrijven. De ‘ik’ is geen beginnende dichter meer, vandaar de verledentijdvorm in de eerste zin. De thematiek is onontkoombaar. Maar hij verlangt er even ongedwongen als de merel over te kunnen zingen (lees: dichten). Maar wie is dan de ‘jou’, die blijkbaar wel even licht als een merel kan spreken, en toch net als de ‘ik’ geen vogel is? De lezer? De vader?
In de slotgedicht van de bundel komt de dichter daar het meest expliciet op terug:
StropdasToen hij gestorven
en zwaar in zijn indigoblauwe
pak gehesen was
en hem
zijn sokken en zijn schoenen
weer waren aangedaan
moest hij nog een stropdas om,
die zou jij zoon
voor hem wel knopen.
Maar terwijl hij en zijn dode ik
nog enkele woorden met
jouw gedachten wisselden
zakte de knoop steeds dieper
en stroomde de das door
je handen weg.
En je schaamde je,
groot en verdrietig geworden
boven het lege laken.
Later doe je het
je zoon voor,
hoe een das te knopen.
Wanneer hij ergens in de nacht
danst en lacht,
lig jij met zijn moeder in bed
en wacht.
Denkend aan het pak en zijn postuur
leg je knopen in het behang
en kijkt bij tijd en wijlen op de klok
en neuriet
totdat hij komt.
Ook hier weer datzelfde woordspel: het aankleden van de onwillige dode; hem zijn sokken en schoenen aandoen als iets naars, en de slotzin die een nieuw gebruik van een zin uit de geloofsbelijdenis is, maar nu niet over Jezus maar over de zoon en de vader tegelijk is. En wie weet ook wel van de geest.
Brouwer speelt een subtiel spel met vader en zoon, die stuivertje wisselen in het gedicht, en in de tijd. Hij weet zo het persoonlijke in zijn thematiek tot een algemeen geldende zaak te maken. En soms, als hij het loodzware daarvan even weet af te schudden, zingt hij, als een menselijke merel. [Hanz Mirck]
Ik moet dit jaar voor het eerst in de loofgangen en ik houd mijn hart al vast.
Geplaatst door: Coen Peppelenbos | 25 juli 2011 om 10:22
Het programma doet helaas wat mager aan, dit jaar. Waar zijn G. Achterberg en A. Roland Holst, om maar een paar namen te noemen? Is dood zijn een excuus? Echter: wat blijft is de legendarische nazit, vrijdagnacht, in café de Wolthoorn. Ik ben al aan het sparen...
Geplaatst door: Cornelis van der Wal | 25 juli 2011 om 16:54
Mis voor een tuinfestival voorzeker J.C. Bloem!
Geplaatst door: Bart FM Droog | 25 juli 2011 om 17:36
Ja, en dan Frida Vogels, hoog zingend in de vochtige bladeren, totdat Jacq Firmin Vogelaar haar verjaagt...
Geplaatst door: Cornelis van der Wal | 25 juli 2011 om 20:38
Maar dan zagen jullie toch Guido Gezelle over het hoofd... (donderdag, als laatste op het theeveld)
Geplaatst door: Dichters in de Prinsentuin | 26 juli 2011 om 09:35
Naar verluidt geeft het Johny Bosmaaier Ensemble een gratis concert weg iets verderop.
Geplaatst door: Jacques Santegu | 26 juli 2011 om 14:53
Het was een prima dag in De Prinsentuin.
"er net als anders te staan dan je dacht" - voor "als" zal zijn bedoeld: 'iets'.
Geplaatst door: Harry J.M. Kleinhoven | 31 juli 2011 om 02:48