"De moments de gloire van de moderne letteren lagen met andere woorden in het spanningsvolle samenspel met wat die autonomie neerdrukte – religieuze geboden en verboden, een burgerlijke moraal, maatschappelijke ongelijkheid, de verstikkende regels, gebruiken en gewoonten van een particuliere etnie of gemeenschap, de voorschriften van de literaire goegemeente. Dit grandioze avontuur lijkt nu ten einde. Het verlies van die historische missie en van de noodzaak die ze aan de saga van de moderne literatuur wist te verlenen, verklaart de kleffe reuk die uit de kieren van het hedendaagse literaire bedrijf opstijgt, alsook de niet te peilen verveling en onverschilligheid die ontstaan bij het wrijvingloze draaien van de marketingmachine, de ewige Wiederkehr van de prijzenkaravaan. Wie kan het immers werkelijk nog wat schelen of het prijsbeest dit jaar Arnon Grunberg dan wel Arthur Japin of Aa Ef Thee heet? In Trouw (29 juni 2006) verklaart boekhandelaarster Marieke Ruyzenaars in ieder geval openhartig: ‘Ik weet zelf niet eens meer het verschil tussen de AKO- en de Libris-prijswinnaar.’ Marieke, geloof ik stellig, spreekt voor velen." >> om in deze tijden van literaire stuurloosheid maar eens de doorwrochte Erik Spinoy te citeren.
Inderdaad een buitengewoon doorwrocht stuk van Spinoy. Ik vraag me af of het fetisjisme dat inherent zou zijn aan de omgang met literatuur in een commercieel tijdsgewricht niet inherent is aan elke geïnstitutionaliseerde omgang met literatuur. Heel wat critici en hoogleraren uit de tijd dat de waarde van literatuur minder problematisch was en de canon niet ter discussie stond, zullen als lezer nauwelijks iets beleefd hebben aan heel wat meesterwerken uit die canon. De institutionele dwang en lippendienst zullen zeker niet minder zijn geweest.
Om me verder tot het citaat hierboven te beperken: ik begrijp niet waarom er uit het spanningsvolle samenspel met de commercie geen nieuwe ‘moments de gloire’ zouden kunnen ontstaan. Natuurlijk komen er schrijvers en dichters die de confectienormen van AKO en Gouden Uil naar hun hand weten te zetten. Een dinertje in het Amstelhotel hoeft niet a priori bedreigender te zijn dan de inquisitie. Was bovendien niet ene Shakespeare een gladde commerciële jongen die het alle lagen in het publiek naar de zin probeerde te maken?
Geplaatst door: Gert de Jager | 04 december 2008 om 00:04
Ik heb me anders wel laten verleiden om 'Les Bienveillantes' van Jonathan Littell te kopen, een pil van 1400 bladzijden waarvan ik er reeds een kleine driehonderd achter de kiezen heb. Winnaar van de Prix Goncourt in 2006. 'Malgré mes travers, (...), je suis resté de ceux qui pensent que les seules choses indispensables à la vie humaine sont l'air, le manger, le boire et l'excrétion, et la recherche de la vérité. Le rest est facultatif.'
Geplaatst door: Koenraad Goudeseune | 04 december 2008 om 04:32