Piet Gerbrandy, in Opinio:
(...)
In de literatuur zijn vrouwen tot halverwege de twintigste eeuw ruimschoots ondervertegenwoordigd geweest. De achterstand wordt in hoog tempo ingehaald, maar tot voor kort behoorden de grote namen van schrijvers, dichters en critici steevast toe aan mannen. Het is denkbaar dat mannen inderdaad beter konden schrijven dan vrouwen, maar heel waarschijnlijk lijkt me dat niet. Wat ook de oorzaak moge zijn van dit verschil in literaire status tussen mannen en vrouwen, aan het begin van de eenentwintigste eeuw lijkt het evenwicht tussen de geslachten zich te verplaatsen, en als de tekenen ons niet bedriegen nemen vrouwen binnenkort de tent over. Eindelijk.
(...)
Ik ben ervan overtuigd dat vrouwen anders schrijven dan mannen, al zou ik niet exact kunnen aangeven waarin het verschil is gelegen. Als ik poëzie lees die in de afgelopen kwart eeuw door vrouwen is geschreven, moet ik bekennen dat ik me vaak ongelooflijk verveel of me zelfs erger. Op het werk van enkelen na, zoals Fritzi Harmsen van Beek, Lidy van Marissing en Anneke Brassinga (dit is geen complete lijst), vind ik de poëzie van veel vrouwen krachteloos, wat natuurlijk weer een seksistisch oordeel is.
Elly de Waard, Anna Enquist, Hagar Peeters (ook deze opsomming is niet volledig): ik zie niet wat er goed aan hun werk is. Misschien bewijst dat vooral dat ik niet de geschikte lezer voor die poëzie ben. Ik wil echter benadrukken dat dit veronderstelde gebrek aan kwaliteit niets met sekse te maken heeft. Ook dichters van het mannelijk geslacht hebben de laatste decennia immers bijzonder veel pulp voortgebracht. In een opiniestuk in de Volkskrant van 30 mei 2007 merkt Marja Pruis terecht op dat we niet de gewoonte hebben slechte poëzie van mannen tot één categorie te rekenen, terwijl we zo’n etiket wel tevoorschijn halen zodra het om vrouwen gaat.
Driekwart van wat er aan poëzie verschijnt, kan wat mij betreft trouwens meteen naar de papierversnipperaar. De overproductie wordt gestimuleerd door allerlei goedbedoelde projecten waarmee dichters worden uitgenodigd om hun bijdrage te leveren aan themanummers van tijdschriften, aan tentoonstellingen en festivals. Dat levert eenvormige poëzie op die meestal nergens over gaat. Een dieptepunt was bijvoorbeeld de herdenking van Rembrandts geboortejaar in 2006, ter gelegenheid waarvan een fors cohort dichters een serie volmaakt overbodige gedichten bij schilderijen op de wereld zette. Dat hoeft u allemaal echt niet te lezen. Zulke poëzie komt niet voort uit inspiratie, maar uit belangstelling voor het honorarium.
(Waarna Piet Gerbrandy de loftrompet uit zijn foedraal haalt en er lustig op los toetert over een viertal vrouwelijke dichters. Laatst-bezongene is Saskia de Jong.)
De laatste dichter in mijn rijtje is Saskia de Jong (1973), wier tweede reguliere bundel in 2006 verscheen onder de titel Resistent. Haar taalgebruik herinnert aan het beste werk van Lucebert, en het universum dat ze oproept is nieuw en gevaarlijk. Ze betovert de lezer met een zowel hyperrealistische als surrealistische werkelijkheid. De eerste strofe hakt er meteen stevig in: ‘het boosaardig wijfje beet/ knip, een beetje meer fut/ wat zij zegt direct schot, geen klikken/ en volle aandacht weggappen bij het snelbuffet/ klap ging het glas.’ Het lijkt alsof De Jong hier al, met enige ironie, een voorschot neemt op de receptie van haar pittige werk. Omdat de lezers zullen proberen verbindingen bloot te leggen, worden ze weggezet als ‘koppelbazen’, met de associatie van oplichterij en vrouwenhandel. Aan het einde van het gedicht zegt de dichter dat ze ‘in het nieuwe’ ook elementen uit de traditie heeft verwerkt. Bovendien speelt ze met het romantische cliché als zou de ideale vrouw óf een hoer óf een maagd zijn.
(...)
Bij sommige gedichten lijk je verzeild te zijn geraakt in een gruwelijk sprookje, elders heerst de sfeer van Hieronimus Bosch of Alex van Warmerdam.
(...)
De vier gepresenteerde dichters zijn, zoals ik al zei, heel verschillend. Albertina Soepboer is de sjamaan die de grenzen van heden en verleden, leven en dood overschrijdt; ze bevindt zich tegelijkertijd in het Rome van Hadrianus, het Bagdad van nu en het Noorwegen van de Edda. Els Moors draait trefzekere documentaires zonder voice-over; als toeschouwer weet je vaak niet of je moet lachen of schrikken. Helène Gelèns is een schaker; op haar bord woeden bedachtzame krachtmetingen tussen woorden die in de loop van het spel hun herkomst vergeten. Saskia de Jong is een heks als Medea; haar schoonheid is giftig, wispelturig en ongenaakbaar.
(...)
Het is taal die in een open verbinding met de werkelijkheid staat, taal die vloeit, oplost en verdrinkt; taal waarin een bom is ontploft. Armzalige koppelbaas als ik ben, laat ik me willoos meevoeren door, zoals De Jong het zegt, de ‘o zo moderne Medea’ van deze poëzie. Het is niet zeker dat ik dit ga overleven.
Wordt vervolgd!
Gevaarlijk? Dat is geloof ik wel het lievelingscriterium van Piet Gerbandy. Zijn hoogste compliment. Ik vraag me af waar dat gevaar in ligt: een paar honderd boekjes die onzichtbaar in boekenwinkels tot stof vergaan, met poezie die voor 99% van de bevolking Chinees is. En voor de rest nauwelijks een relatie met de werkelijkheid aangaat. Gevaarlijk hoor. Opvallend is dat Gerbrandy dit compliment het liefst voor poezie van jonge vrouwen gebruikt. Waarmee hij meteen zichzelf, lezer die zulke gevaarlijk gedichten trotseert, tot held verheft, een ridder in plaats van een boekenwurm. Ik herinner me nog zijn bespreking van Els Moors, ook erg gevaarlijk vond hij; in die recensie haalde hij letterlijk alle zinnen uit de bundel aan die iets met seks te maken hadden. Ha ha ha. Typisch ook dat hij bij Saskia de Jong over het madonna/hoer complex begint. Maar al te graag laat deze koppelbaas in de poëzie zich meevoeren door de beeldschone De Jong, vol bronstig verlangen naar een kleine dood. Zou hij het overleven? Spannend! Een dichter is ook maar een man. Het zou bijna schattig zijn, als Gerbrandy niet zoveel macht had.
Geplaatst door: Alexis de Roode | 13 juli 2007 om 13:21
Gerbrandy: "De overproductie wordt gestimuleerd door allerlei goedbedoelde projecten waarmee dichters worden uitgenodigd om hun bijdrage te leveren aan themanummers van tijdschriften, aan tentoonstellingen en festivals."
En nu is er binnenkort ook weer dit:
http://www.wintertuin.nl/nieuws/programma.cfm?id=516&nep=totaal
Waar men het volgende kan lezen:
"Een aantal dichters krijgt vooraf een schrijfopdracht om met nieuw geschreven werk te reageren op de solotentoonstelling.
Door het lezen van en luisteren naar de gedichten beleeft de bezoeker de tentoonstelling door de ogen van de dichter en krijgt zo heel even een andere kijk op de kunstwerken en op het thema."
Waarbij de vraag rijst: gaan de dichters reageren op de solotentoonstelling of op het werk van de fotografe Vivianne Sassen?
Het mag en het kan natuurlijk allemaal, dat andere beleven, en ik ben op zich ook wel benieuwd naar wat de dichters er dan allemaal bij voelen en beleven, bij een man die een doodskist op zijn rug draagt, of een geinig gevonden truuk met een spiegel en een flink gespierde Afrikaanse man (zie hier: http://www.vivianesassen.com).
Zo houdt men elkaar in ieder geval wel lekker bezig.
Met groet,
RM
Geplaatst door: RM | 14 juli 2007 om 11:26
Beste RM – alles goed en wel, en al heeft u een weblog dat u onder de naam RM vult – hier opereren we niet onder initialen... Volgende keer naam + website gebruiken.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 14 juli 2007 om 13:20
Chretien,
Direct ter zake komende -wat ongetwijfeld tot mij nog onbekende gevolgen zal leiden- begrijp ik volledig uw standpunt in deze.
Overigens vul ik nochtans geen enkel weblog. En ben dat ook niet voornemens.
Niettegenzeggend dat ik de uwe weet te waarderen.
En formaliteiten op z'n tijd ook.
Met vriendelijke groet,
RM
Geplaatst door: R Maaskant | 15 juli 2007 om 03:26
Hallo Robert, ik ging er vanuit dat 'Antenne Rotterdam', een fraai weblog, het uwe was. groet, Chr.
Geplaatst door: Chrétien Breukers | 15 juli 2007 om 11:44
Rogier, beste Chretien, is het eigenlijk.
Robert is volgens mij een voetbaltrainer.
Daarnaast is (of was) er ook noch Huig Aart, de architect, waar ik geen familie van ben overigens.
But what's in a name.
met groet
Geplaatst door: R Maaskant | 18 juli 2007 om 00:59