Op de website van DBNL lees ik:
‘Insingel
schrijft bewust avant-gardistisch. Schrijven betekent voor hem een
poging tot produceren in een maatschappij van louter reproduktie.
Maatschappelijke ‘inhoud’ is daarbij niet relevant, hij streeft naar
een autonome literatuur, voor hem het laatste bastion waarin de mens
zich vrij kan bewegen en van de erotiek van zijn bestaan kan genieten.
Hij zoekt een heel eigen, creatieve omgang met bestaande taalvormen tot
stand te brengen en sluit daarbij de collage van kitch, slogans,
verworden levenswijsheid, uitgeholde spreuken en zegswijzen, die hij
onverwacht en speels combineert, niet uit.’
Een citaat dat
allerlei interessante vragen opwerpt. Vragen als: ‘Is een autonome
literatuur wel mogelijk?’ en ‘Hoe schrijft een mens bewust
avant-gardistich?’ Die eerste vraag is voor een andere keer. Die
laatste vraag wil ik proberen te beantwoorden, aan de hand van de
onlangs verschenen bundel Iets, Insingels opvolger van de bundel Niets
(2005).
Als ik het goed heb begrepen, betekent
‘avant-gardistisch’ schrijven ongeveer dit: ‘Men neemt een oude stijl
of oude thematiek, rijdt daar met een bulldozer overheen, gaat daar een
tijdje onder het uiten van ijselijke kreten op staan dansen, verklaart
iedereen die deze oude stijl of thematiek beoefent voor gek &
dement, slaat zichzelf op de borst als ware men een Bokito, wordt
langzaam oud en keert vol berouw terug tot de oude vormen.’ Ik kan een
paar fases zijn vergeten, maar in grote lijnen heb ik het zo toch
redelijk goed omschreven, dunkt me.
Lees verder op Poëzierapport >> (waarschuwing, het gaat om een door mijzelf geschreven recensie!)
Laatste reacties