Vorige week stond in het teken van de papieren tijdschriften. Allereerst ontving ik die goeie, ouwe Poëziekrant. Met gedichten van die goeie, ouwe Serge van Duijnhoven, en verder van Peter Ghyssaert, Mark Insingel, Wilfried Adams, Jess de Gruyter en Peter Theuninck. Interviews zijn er natuurlijk ook te melden, en wel met Ghyssaert en De Gruyter ('Ik ben zeer ambitieus, maar bijt mijn tanden niet stuk op iets wat bij voorbaat cerloren is.' – een aanwinst voor de blijkbaar ook tot België doorgedrongen babbelcultuur, deze De Gruyter). Hans Groenewegen en Alain Delmotte zorgen voor beschouwingen en verder bevat het blad natuurlijk veel ditjes, datjes en varia.
Vervolgens: freespace Nieuw Zuid, een 'driemaandelijkse discursieve machine voor cultuurkritiek en amusement'. Gelukkig merk je daar in het binnenwerk weinig van: er staan gewoon gedichten in (fraai werk van Sacha Blé en Yves Coussement) en artikelen en essays. In de laatste categorie: een aardige tekst van Jos Joosten, over poëziekritiek, de ontwikkelingen op poëtisch bloggebied en over literaire tijdschriften. Wellicht zou hij een iets ingekorte versie van zijn stuk kunnen inleveren, ter publicatie in de Kleine Zaal?
Dan yang, een blad waar ik dol op ben, al gaat meer dan de helft van de inhoud aan mij voorbij. Ik ben gewoon te dom voor yang, dat zal het zijn. En als Jeroen Mettes, de Thomas van Aquino van deze tijd, een artikel ('Een andere samenhang') begint met de apodictische zinnen: 'Een gedicht is een ding, of in ieder geval: een individu. Het staat rechtop. Het is oud of nieuw, maar laat zich niet reduceren tot historisch document of modeverschijnsel. Het laat zich niet integreren in een kritisch vertoog.' – dan krijg ik ineens zin om een potje te janken, zomaar. Maar nogmaal: yang, ik ben er dol op.
Tot slot: Parmentier. Een blad, te positioneren ergens tussen yang en Nieuw Zuid in, minder 'streng in de leer' dan yang, iets meer vlees op de botten en iets minder aandacht voor beeldende kunst dan Nieuw Zuid. Het geheel bevat een aardig dossier (+cd-rom) over digitale poëzie, met bijdragen van Hans Kloos, Han van der Vegt (wiens 'wormgoor' eerder op dit weblog te belezen en te bekijken was), Lucas Hüsgen, Josien Laurier, Huub Beurskens en Frans Budé. Buiten het dossier: een opvallend verhaal van Mohana van den Kroonenberg, nieuwe poëzie van Lucas Hirsch en Piet Gerbrandy en een nieuwe poëzierubriek van Marc Kregting, onder de titel s.s.t.t. Kregting reconstrueert, op Kregtingeske wijze, kijk- en leeservaringen. In tegenstelling tot in zijn Gidsrubriek 'laden en lossen' richt Kregtings zich nu, lijkt mij toe, op het onbenoembare; op de grens tussen zwijgen en spreken. Ik ben benieuwd waar die tocht hem heen voert.Aparte vermelding: Jeroen Mettes publiceert ook gedichten in dit nummer van Parmentier. Zijn gedichten zijn... heel apart; zo noem je dat dan.
En dan was er afgelopen zondag nog de presentatie van het nieuwe nummer van Op Ruwe Planken (www.opruweplanken.nl). Wellicht wat minder professioneel dan bovenstaande tijdschriften, maar toch zeker de moeite waard als het gaat om beginnende schrijvers (en ja, ik promoot ook een klein beetje mezelf met deze reactie).
Geplaatst door: Arjen van Meijgaard | 29 mei 2006 om 17:20
Arjen, je was gewoon 'mega'! Ik heb echt erg genoten van je performance. De 4 uur heen en terug tussen Kortrijk en Nijmegen waren heel erg de moeite waard.
Geplaatst door: Peter Wullen | 29 mei 2006 om 19:10