Ik hield van het moment waarop ik bijna ging schrijven; als het stuk dat ik had bedacht nog niet bestond, maar wel al in de lucht hing.
Lees meer "Afscheid van De Contrabas (5): Liefdesverklaring" »
Toen ik met De Contrabas begon, hield ik onvoorwaardelijk van bijna alle Nederlandstalige poëzie. Na een jaar of zeven kwam me die soms de neus uit. Dat was natuurlijk niet helemaal eerlijk, althans, tegenover sommige gedichten; het was wel onvermijdelijk. De Nederlandstalige poëzie is namelijk niet zozeer een slangenkuil (al is zij ook een slangenkuil), zij is vooral een pierenpotje waarin soms heel akelige pieren rondkronkelen. Zelden heb ik zulke lange tenen gezien. Zo veel granieten ego’s mogen bewonderen. Rancunes van epische omvang aan de horizon zien opdoemen.
Lees meer "Afscheid van De Contrabas (4): De liefde voor de poëzie" »
Swanns kant op, de frisse vertaling van het eerste deel van Marcel Prousts roman À la recherche du temps perdu, begint met een prachtige scène, waarin de jonge Marcel al lezend in slaap valt en dan weer wakker wordt, denkend dat hij nog aan het lezen is. ‘(...) ik wilde het boek dat ik nog in mijn handen meende te hebben wegleggen en het licht uitblazen. In mijn slaap was ik blijven mijmeren over wat ik net had gelezen, maar die mijmeringen hadden een vreemde wending genomen, het leek of ik zelf datgene was waar het werk over ging: een kerk, een strijkkwartet, de rivaliteit tussen Frans I en Karel V.’
Lees meer "Afscheid van De Contrabas (3): Tien jaar bloggen " »
Bart FM Droog is geen rat. Een rat is namelijk een sociaal en intelligent zoogdier, en het heeft geen zin om een dergelijk beest in het wilde weg uit te schelden en te vergelijken met Bart FM Droog. Bovendien ben ik één keer in mijn leven voor rat uitgemaakt, en dat heeft me jaren dwars gezeten. Ik hou er niet van, van het gebruik van dergelijke scheldwoorden. Als ik niet zo bang was voor ratten, zou ik er best een als huisdier willen hebben, overigens.
Lees meer "Afscheid van De Contrabas (2): Bart FM Droog, een rat?" »
Vandaag zou Charles Bukowski 95 zijn geworden, als hij niet in 1994 was gestorven. De eeuwige cultschrijver (die wel erg beroemd is, ondertussen, zo beroemd dat de term cultschrijver misschien niet meer van toepassing is) wordt her en der herdacht, al lijkt de echte rek al jaren uit zijn oeuvre, dat inmiddels een punt van balans heeft bereikt: er zijn een paar meesterlijke boeken (Post Office, Factotum en Ham on Rye) en de rest is imago.
Lees verder op Tzum >>
Als een bekende schrijver sterft, zoals Rogi Wieg op 15 juli jongstleden, kun je maar beter een dag of twee wegblijven van Facebook en Twitter. Een goedbedoelde golden shower van steunbetuigingen, weeklachten en anekdotes uit de oude doos wordt over je uitgestort en er zit niet veel op: je slikt door of je wendt het hoofd af en ontwijkt.
Lees meer "Achteraf is alles altijd eenvoudig (7): over Rogi Wieg" »
Uitgever Franc Knipscheer maakt bekend:
Woensdagavond 15 juli 2015 is in zijn woonplaats Amsterdam na een jarenlang ziekbed en heel veel lijden de dichter, schrijver, beeldend kunstenaar en muzikant Rogi Wieg overleden. Zo heeft zijn vrouw Abys Kovács laten weten. Rogi Wieg werd 52 jaar oud. Zijn ouders waren Hongaarse vluchtelingen die zich in 1957 in Nederland vestigden. Rogi Wieg (1962) debuteerde als dichter op 19-jarige leeftijd in 1981. Werk van hem werd in 1987 bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs en in 1988 met het Charlotte Köhler Stipendium. Zijn schrijversloopbaan werd gekenmerkt door ernstige depressies. Hij werd regelmatig opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen, onderging elektroshocktherapie en deed driemaal pogingen tot zelfmoord. Zijn aanvraag eind 2014 voor euthanasie vanwege psychisch lijden werd in 2015 gehonoreerd. Het merendeel van zijn oeuvre kwam uit bij G.A. van Oorschot en Uitgeverij De Arbeiderspers. Vanaf 2011 verschijnt het werk van Rogi Wieg bij Uitgeverij in de Knipscheer, waar dit najaar een grote bloemlezing verschijnt uit Wiegs poëtisch oeuvre onder de titel ‘Even zuiver als de ongeschreven brief’. De laatste vijf gedichten van Rogi Wieg, van april en mei 2015, werden gepubliceerd op het digitale supplement van het literair tijdschrift Extaze.
Er is een prachtig filmpje van Jiskefet, waarin de heren een bandje uit de jaren zestig spelen, The Cards. Een maatschappijkritisch bandje, uiteraard. Een van de leden zegt op een gegeven moment, met een prachtige Polygoon-stem, als antwoord op de vraag ‘Wat zijn jullie ideeën over de burgermaatschappij: ‘Aan de burgermaatschappij hebben wij een broertje dood. Ons interesseren vooral meisjes en sigaretten.’ Maarten van der Graaff is een lid van The Cards.
Die wel weet hoe de poëticale haasjes lopen. Beetje noteren. Beetje opsommen, zoals Arjen Duinker. Een snuif Jeroen Mettes (‘weerstandsbeleid’). Een theelepel lyriek. Een metafoor hier, een torretje daar. Een dichter die, net als Marwin Vos, wat kan, maar het voorlopig nog even uitstelt. Gesmoord door de omgeving waarin hij hoopt te gloriëren.
Lees verder op Tzum >>
Op 4 juli 1862 ging Charles Dodgson een dagje uit met een bevriende familie, Liddell. Tijdens een roeitochtje vermaakte Charles een van de dochters van het gezin, Alice Liddell, met een zelfverzonnen verhaal. Ze vond het zo mooi dat ze hem opdroeg het op te schrijven. Dogson deed dat en drie jaar na de boottocht verscheen Alice in Wonderland, onder het pseudoniem Lewis Caroll.
Dat was gisteren precies 150 jaar geleden. Een mooi moment om de heruitgave van Alice in Wonderland (en het vervolg Achter de spiegel) in de prachtige vertaling van Nicolaas Matsier te lezen. Rainbow maakte de heruitgave, in een klein handzaam boek dat gemakkelijk mee kan in de trein. Ik heb het boek deze week herlezen en ik moet zeggen: er is nog niets van de frisheid ervan verloren gegaan. Wat Dodgson ook precies voorhad met die meisjes, die hij graag fotografeerde en van kuise kusjes voorzag: zijn proza flonkert en vonkt en leeft.
Lees meer "4 juli: 1862, 1865 en 2015; Lewis Carroll, Alice Liddell en Alberto Contador" »
Je kunt op verschillende manieren reageren als er een nieuwe canon wordt gepresenteerd.
1. Je wijst de canon categorisch af. Want een canon druist in tegen het idee waarop literatuur drijft, het idee dat er geen lijsten op te stellen zijn, dat alle gepubliceerde werken deel uitmaken van het mystieke lichaam van de letterkunde en binnen dat lichaam hun eigen, onvervreemdbare, niet in tip- of toplijsten te vangen functies hebben.
Lees meer "Een nieuwe hittegolf en een nieuwe (Vlaamse?) canon" »
Het was 1975 en ik logeerde in de zomervakantie bij mijn grootouders in Roggel, waar ze in een soort schoenendoos woonden van drie kamers, of kamertjes; een schoenendoos in een lange straat vol dezelfde schoenendozen, een straat voor bejaarden, voor mensen die nog een paar jaar van het leven konden ‘genieten‘ voordat de begrafenisauto, komend vanaf de Kerkstraat, met een slome draai de straat in manoeuvreerde en voor hun huis zou stoppen.
’s Avonds keek ik op de zwart-wit televisie, die ik jaren later, toen mijn zeer zuinige opa en oma na eindeloos getwijfel eindelijk waren overgeschakeld op een kleurentelevisie, zou krijgen voor in mijn studentenkamer in Nijmegen, naar de samenvattingen van de Tour de France. In Nijmegen kon hun toestel nog slechts een uur zonder beven en bibberen uitzenden, maar in 1975 functioneerde het nog prima.
Lees verder op DUIC >>
Het is onvermijdelijk, met de aanstaande Tourstart in Utrecht: er worden Tourgedichten geschreven. In Utrecht, maar ook in Rotterdam, de stad waar de tweede etappe langs zal komen. Manuel Kneepkens, Stadsdichter honora causa, klom in de pen en schreef:
Tour de France
De equipe van Jezus is dit jaar oppermachtig
Petrus in de Bolletjestrui, Jacobus in de Groene
Johannes in de Witte
en Jezus zelf, uiteraard, in de Gele Trui!
Dat zal me straks een Huldiging worden
met al die duizenden juichende Heiligen
op de Champs-Élysées in het Paradijs!
© Tekening (‘Dichter und Bauer’) en gedicht: Manuel Kneepkens
Een interessante aflevering van Het Filosofisch Kwintet gisteren, over ‘Bildung’. Jammer genoeg weinig aandacht voor de ideologische component van die Bildung, en veel gepraat over ‘het juiste’ dat je moet weten - het zijn niet de Safranski’s en de Sloterdijken die hier spreken. Maar het onderwerp is interessant.
Een gekke stad - over de middelgrote wereldstad Utrecht
door Chrétien Breukers
(Dit is de Nederlandse versie van mijn artikel voor Septentrion nr. 2 van dit jaar: ‘Dans ce numéro, Chrétien Breukers se balade dans la ville d’Utrecht, métropole de taille moyenne et point de départ du prochain Tour de France.’)
‘In Utrecht zit een gekke stad verborgen / Die er niet uit wil. Soms verraadt ze iets, / Gewoon maar op een doordeweekse morgen / Of in een lichtval. Meestal is er niets.’ Dat is de eerste strofe van ‘Gedicht zonder Dom’, dat Gerrit Komrij in 2008 over de door hem zeer geliefde Domstad schreef.
Lees meer "Artikel Septentrion over Utrecht - in verband met de Tourstart volgend weekend" »
Nou, ik ben blij. Mijn verhaal ‘Zuurvlees’ komt in het ‘regiokatern’ Limburg van de bloemlezing korte verhalen die A.L. Snijders maakte voor Nederland Leest. Oplage circa 33.000 exemplaren. Het boek verschijnt in november en is dan gratis voor alle (Limburgse) bibliotheek-abonnees.
Nog mooier. Mijn boek Een zoon van Limburg (waaruit ‘Zuurvlees’ is gekozen) verschijnt rond die tijd in een midprice-editie, voor alle labbekakken die niet genoeg geld hadden of hebben om de gewone uitgave te kopen. Derde druk!
Het plein van Jan-Willem Anker is een interessant boek. Is het ook een goed boek? Ik twijfel. Toch heb ik het met veel plezier gelezen, en ik denk dat Ankers boek iets zegt over deze tijd, misschien wel zonder dat Anker het zelf in de gaten heeft.
Het plein is het tweede dagboek dat ik het afgelopen jaar lees waarin een ‘maatschappelijk’ onderwerp aan de orde komt. Het eerste was En weer zat er een Paul Newman in de keuken, van Rijk de Jong / Aristide von Bienefeldt. Daarin doet de auteur verslag van de strubbelingen rond de dreigende (en bijna onafwendbare) onteigening van de familieboerderij ergens in het gebied waar vroeger water was.
Het gebundelde oeuvre van Sleutelaar is nog iets kleiner. Het is negenentwintig gedichten groot, al heeft Sleutelaar voor het nu verschenen Wollt ihr die totale Poezie? negen gedichten weggestreept uit de eerder verschenen bundels Schaars licht (1979) en Vermiste stad (2004). De auteur zegt hierover in de verantwoording: ‘Sommige daarvan ontbrak het aan zeggingskracht, andere leken mij bij nader inzien maakwerk.’
Deze strengheid, die bijna een gestrengheid is, is kenmerkend voor veel minimalistisch werk. Minder is meer, de juiste lijn op de juiste plek, vergezeld van de juiste kleur; of, in de literatuur: geen woord te veel, eerder een woord minder dan te veel, eerder iets aanduiden dan het benoemen (Armando), kort, korter, kortst. Veel gebruik maken van dingen uit het eigen leven (C.B. Vaandrager, Gust Gils), geen ingewikkeld gedoe. Sleutelaar lijkt het allemaal te onderschrijven, dat wil zeggen: voor zover hij schrijft.
Laatste reacties